Translation meaning & definition of the word "idleness" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "onbetrouwbaarheid" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Idleness
[Idleness]/aɪdəlnəs/
noun
1. Having no employment
- synonym:
- idleness ,
- idling ,
- loafing
1. Geen werk hebben
- synoniem:
- nietsdoen ,
- stationair draaien ,
- loafing
2. The quality of lacking substance or value
- "The groundlessness of their report was quickly recognized"
- synonym:
- groundlessness ,
- idleness
2. De kwaliteit van het ontbreken van stof of waarde
- "De ongegrondheid van hun rapport werd snel herkend"
- synoniem:
- ongegrondheid ,
- nietsdoen
3. The trait of being idle out of a reluctance to work
- synonym:
- faineance ,
- idleness
3. De eigenschap van nietsdoen uit een terughoudendheid om te werken
- synoniem:
- faineance ,
- nietsdoen
Examples of using
If it were not for his idleness, he would be a nice fellow.
Zonder zijn nietsdoen zou hij een aardige vent zijn.
I cannot put up with his idleness any longer.
Ik kan zijn nietsdoen niet langer verdragen.
That is a mere excuse for idleness.
Dat is slechts een excuus voor nietsdoen.