Translation meaning & definition of the word "house" into Dutch language

noun

1. A dwelling that serves as living quarters for one or more families

• "He has a house on cape cod"

• "She felt she had to get out of the house"

synonym:
• house

1. Een woning die dient als woonruimte voor een of meer gezinnen

• "Hij heeft een huis op cape cod"

• "Ze voelde dat ze het huis uit moest"

synoniem:
• huis

2. The members of a business organization that owns or operates one or more establishments

• "He worked for a brokerage house"

synonym:
• firm
,
• house
,
• business firm

2. De leden van een bedrijfsorganisatie die een of meer vestigingen bezit of exploiteert

• "Hij werkte voor een beursvennootschap"

synoniem:
• firma
,
• huis
,
• bedrijf

3. The members of a religious community living together

synonym:
• house

3. De leden van een religieuze gemeenschap die samenwonen

synoniem:
• huis

4. The audience gathered together in a theatre or cinema

• "The house applauded"

• "He counted the house"

synonym:
• house

4. Het publiek kwam samen in een theater of bioscoop

• "Het huis applaudisseerde"

• "Hij telde het huis"

synoniem:
• huis

5. An official assembly having legislative powers

• "A bicameral legislature has two houses"

synonym:
• house

5. Een officiële vergadering met wetgevende bevoegdheden

• "Een tweekamerstelsel heeft twee huizen"

synoniem:
• huis

6. Aristocratic family line

• "The house of york"

synonym:
• house

6. Aristocratische familielijn

• "Het huis van york"

synoniem:
• huis

7. Play in which children take the roles of father or mother or children and pretend to interact like adults

• "The children were playing house"

synonym:
• house

7. Spelen waarin kinderen de rol van vader of moeder of kinderen op zich nemen en doen alsof ze als volwassenen communiceren

• "De kinderen speelden huis"

synoniem:
• huis

8. (astrology) one of 12 equal areas into which the zodiac is divided

synonym:
• sign of the zodiac
,
• star sign
,
• sign
,
• mansion
,
• house
,
• planetary house

8. ( ostrologie ) een van de 12 gelijke gebieden waarin de dierenriem is verdeeld

synoniem:
• teken van de dierenriem
,
• sterrenbeeld
,
• teken
,
• herenhuis
,
• huis
,
• planetair huis

9. The management of a gambling house or casino

• "The house gets a percentage of every bet"

synonym:
• house

9. Het beheer van een gokhuis of casino

• "Het huis krijgt een percentage van elke weddenschap"

synoniem:
• huis

10. A social unit living together

• "He moved his family to virginia"

• "It was a good christian household"

• "I waited until the whole house was asleep"

• "The teacher asked how many people made up his home"

synonym:
• family
,
• household
,
• house
,
• home
,
• menage

10. Een sociale eenheid die samenwoont

• "Hij heeft zijn gezin naar virginia verplaatst"

• "Het was een goed christelijk huishouden"

• "Ik wachtte tot het hele huis sliep"

• "De leraar vroeg hoeveel mensen zijn huis verzonnen"

synoniem:
• familie
,
• huishouden
,
• huis
,
• thuis
,
• menage

11. A building where theatrical performances or motion-picture shows can be presented

• "The house was full"

synonym:
• theater
,
• theatre
,
• house

11. Een gebouw waar theatrale uitvoeringen of filmshows kunnen worden gepresenteerd

• "Het huis was vol"

synoniem:
• theater
,
• huis

12. A building in which something is sheltered or located

• "They had a large carriage house"

synonym:
• house

12. Een gebouw waarin iets beschut of gelegen is

• "Ze hadden een groot koetshuis"

synoniem:
• huis

verb

1. Contain or cover

• "This box houses the gears"

synonym:
• house

1. Bevatten of bedekken

• "Deze doos herbergt de tandwielen"

synoniem:
• huis

2. Provide housing for

• "The immigrants were housed in a new development outside the town"

synonym:
• house
,
• put up
,
• domiciliate

2. Huisvesting bieden

• "De immigranten waren gehuisvest in een nieuwe ontwikkeling buiten de stad"

synoniem:
• huis
,
• opgezet
,
• woonachtig

Examples of using

Maybe there is someone else in the house.

Misschien is er iemand anders in huis.

I gave Tom the run of my house.

Ik gaf Tom de leiding over mijn huis.

The house is run-down.

Het huis is vervallen.

The road runs right by my house.

De weg loopt langs mijn huis.

The roof of our house is leaking.

Het dak van ons huis lekt.

We'd better get the hole in the screen fixed or the house will be full of flies.

We kunnen het gat in het scherm beter laten repareren, anders zit het huis vol vliegen.

The house is big.

Het huis is groot.

I asked Tom how much he thought it would cost to get someone to paint our house.

Ik vroeg Tom hoeveel hij dacht dat het zou kosten om iemand ons huis te laten schilderen.

Tom arrived at Mary's house in the middle of the night.

Tom arriveerde midden in de nacht bij Mary's huis.

I always wanted a tree house.

Ik wilde altijd al een boomhut.

They earn enough money in one week to buy a house.

Ze verdienen binnen een week genoeg geld om een huis te kopen.

Sparks rained on the street from the burning house.

Vanuit het brandende huis regenden vonken op straat.

Can you quote me a price for the house?

Kunt u mij een prijs voor het huis noemen?

The house only needs minor repairs.

Het huis heeft slechts kleine reparaties nodig.

The soldiers were quartered in an old house near the fort.

De soldaten werden ondergebracht in een oud huis bij het fort.

There was such a racket at my house last night, I couldn't sleep.

Er was gisteravond zo'n kabaal bij mij thuis dat ik niet kon slapen.

This house remained in their family for years.

Dit huis bleef jarenlang in hun familie.

Tom had a good reason for wanting to leave the house.

Tom had een goede reden om het huis te willen verlaten.

You'll have to use the rear door while the house is being painted.

Je moet de achterdeur gebruiken terwijl het huis wordt geschilderd.

Tom asked us not to wear shoes in his house.

Tom heeft ons gevraagd geen schoenen in zijn huis te dragen.