Translation meaning & definition of the word "hospitality" into Dutch language

noun

1. Kindness in welcoming guests or strangers

synonym:
• cordial reception
,
• hospitality

1. Vriendelijkheid bij het verwelkomen van gasten of vreemden

synoniem:
• hartelijke ontvangst
,
• gastvrijheid

Examples of using

We made sure that Vileyka people are reasonedly famous for their hospitality.

We hebben ervoor gezorgd dat Vileyka-mensen redelijk beroemd zijn om hun gastvrijheid.

She took advantage of our hospitality and stayed a whole month without paying us anything.

Ze profiteerde van onze gastvrijheid en bleef een hele maand zonder ons iets te betalen.

Thanks for your hospitality.

Bedankt voor je gastvrijheid.

First of all, I would like to thank you for your hospitality.

Allereerst wil ik u bedanken voor uw gastvrijheid.

All the guests were touched by her hospitality.

Alle gasten waren geraakt door haar gastvrijheid.

I thanked her for her kind hospitality.

Ik bedankte haar voor haar vriendelijke gastvrijheid.

I gave a bunch of roses to her in return for her hospitality.

Ik gaf haar een bos rozen in ruil voor haar gastvrijheid.

Thank you very much for your hospitality.

Heel erg bedankt voor je gastvrijheid.