Lingvanex Tranalator

Translator for


translation app

Lingvanex - your universal translation app

Translator for

Download For Free

Translation meaning & definition of the word "hand" into Dutch language

Vertaling betekenis & definitie van het woord "hand" in Nederlandse taal

EnglishDutch

Hand

[Hand]
/hænd/

noun

1. The (prehensile) extremity of the superior limb

  • "He had the hands of a surgeon"
  • "He extended his mitt"
    synonym:
  • hand
  • ,
  • manus
  • ,
  • mitt
  • ,
  • paw

1. De ( preatile ) extremiteit van de superieure ledemaat

  • "Hij had de handen van een chirurg"
  • "Hij strekte zijn handschoen uit"
    synoniem:
  • hand
  • ,
  • manus
  • ,
  • want
  • ,
  • poot

2. A hired laborer on a farm or ranch

  • "The hired hand fixed the railing"
  • "A ranch hand"
    synonym:
  • hired hand
  • ,
  • hand
  • ,
  • hired man

2. Een ingehuurde arbeider op een boerderij of boerderij

  • "De ingehuurde hand bevestigde de reling"
  • "Een ranchhand"
    synoniem:
  • ingehuurde hand
  • ,
  • hand
  • ,
  • ingehuurde man

3. Something written by hand

  • "She recognized his handwriting"
  • "His hand was illegible"
    synonym:
  • handwriting
  • ,
  • hand
  • ,
  • script

3. Iets met de hand geschreven

  • "Ze herkende zijn handschrift"
  • "Zijn hand was onleesbaar"
    synoniem:
  • handschrift
  • ,
  • hand
  • ,
  • script

4. Ability

  • "He wanted to try his hand at singing"
    synonym:
  • hand

4. Vermogen

  • "Hij wilde zijn hand proberen te zingen"
    synoniem:
  • hand

5. A position given by its location to the side of an object

  • "Objections were voiced on every hand"
    synonym:
  • hand

5. Een positie gegeven door de locatie aan de zijkant van een object

  • "Bezwaren werden aan elke hand geuit"
    synoniem:
  • hand

6. The cards held in a card game by a given player at any given time

  • "I didn't hold a good hand all evening"
  • "He kept trying to see my hand"
    synonym:
  • hand
  • ,
  • deal

6. De kaarten die een bepaalde speler op elk moment in een kaartspel heeft gehouden

  • "Ik heb de hele avond geen goede hand gehad"
  • "Hij bleef maar proberen mijn hand te zien"
    synoniem:
  • hand
  • ,
  • deal

7. One of two sides of an issue

  • "On the one hand..., but on the other hand..."
    synonym:
  • hand

7. Een van de twee kanten van een probleem

  • "Enerzijds ..., maar anderzijds..."
    synoniem:
  • hand

8. A rotating pointer on the face of a timepiece

  • "The big hand counts the minutes"
    synonym:
  • hand

8. Een roterende wijzer op het gezicht van een uurwerk

  • "De grote hand telt de minuten"
    synoniem:
  • hand

9. A unit of length equal to 4 inches

  • Used in measuring horses
  • "The horse stood 20 hands"
    synonym:
  • hand

9. Een lengte-eenheid gelijk aan 4 inch

  • Gebruikt bij het meten van paarden
  • "Het paard stond 20 handen"
    synoniem:
  • hand

10. A member of the crew of a ship

  • "All hands on deck"
    synonym:
  • hand

10. Een lid van de bemanning van een schip

  • "Alle hens aan dek"
    synoniem:
  • hand

11. A card player in a game of bridge

  • "We need a 4th hand for bridge"
    synonym:
  • bridge player
  • ,
  • hand

11. Een kaartspeler in een bridgespel

  • "We hebben een 4e hand nodig voor bridge"
    synoniem:
  • bridge speler
  • ,
  • hand

12. A round of applause to signify approval

  • "Give the little lady a great big hand"
    synonym:
  • hand

12. Een applaus om goedkeuring aan te duiden

  • "Geef de kleine dame een hele grote hand"
    synoniem:
  • hand

13. Terminal part of the forelimb in certain vertebrates (e.g. apes or kangaroos)

  • "The kangaroo's forearms seem undeveloped but the powerful five-fingered hands are skilled at feinting and clouting"- springfield (mass.) union
    synonym:
  • hand

13. Eindgedeelte van de voorpoot bij bepaalde gewervelde dieren ( b.v. apen of kangoeroes )

  • "De onderarmen van de kangoeroe lijken onontwikkeld, maar de krachtige handen met vijf vingers zijn bedreven in schijn en klauteren" - springfield ( mass. ) unie
    synoniem:
  • hand

14. Physical assistance

  • "Give me a hand with the chores"
    synonym:
  • hand
  • ,
  • helping hand

14. Fysieke hulp

  • "Geef me een hand met de klusjes"
    synoniem:
  • hand
  • ,
  • helpende hand

verb

1. Place into the hands or custody of

  • "Hand me the spoon, please"
  • "Turn the files over to me, please"
  • "He turned over the prisoner to his lawyers"
    synonym:
  • pass
  • ,
  • hand
  • ,
  • reach
  • ,
  • pass on
  • ,
  • turn over
  • ,
  • give

1. In de handen leggen of de voogdij over

  • "Geef me alsjeblieft de lepel"
  • "Geef de bestanden aan mij door, alstublieft"
  • "Hij heeft de gevangene aan zijn advocaten overgedragen"
    synoniem:
  • passeren
  • ,
  • hand
  • ,
  • bereiken
  • ,
  • doorgeven
  • ,
  • omdraaien
  • ,
  • geven

2. Guide or conduct or usher somewhere

  • "Hand the elderly lady into the taxi"
    synonym:
  • hand

2. Ergens leiden of leiden of inluiden

  • "Geef de oudere dame de taxi in"
    synoniem:
  • hand

Examples of using

I had a jack, a king and three queens in my hand.
Ik had een boer, een koning en drie koninginnen in mijn hand.
If you want a ticket, please raise your hand.
Als je een kaartje wilt, steek dan je hand op.
Don't put your hand out the window.
Steek je hand niet uit het raam.