Translation meaning & definition of the word "hamper" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "hamer" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Hamper
[Gehapper]/hæmpər/
noun
1. A restraint that confines or restricts freedom (especially something used to tie down or restrain a prisoner)
- synonym:
- shackle ,
- bond ,
- hamper ,
- trammel
1. Een beperking die de vrijheid beperkt of beperkt (, vooral iets dat wordt gebruikt om een gevangene vast te binden of in bedwang te houden )
- synoniem:
- boeien ,
- obligatie ,
- mand ,
- schakel
2. A basket usually with a cover
- synonym:
- hamper
2. Een mand meestal met een deksel
- synoniem:
- mand
verb
1. Prevent the progress or free movement of
- "He was hampered in his efforts by the bad weather"
- "The imperialist nation wanted to strangle the free trade between the two small countries"
- synonym:
- hamper ,
- halter ,
- cramp ,
- strangle
1. De voortgang of het vrije verkeer van
- "Hij werd bij zijn inspanningen belemmerd door het slechte weer"
- "De imperialistische natie wilde de vrije handel tussen de twee kleine landen wurgen"
- synoniem:
- mand ,
- halster ,
- kramp ,
- wurgen
2. Put at a disadvantage
- "The brace i have to wear is hindering my movements"
- synonym:
- handicap ,
- hinder ,
- hamper
2. Benadeeld
- "De beugel die ik moet dragen belemmert mijn bewegingen"
- synoniem:
- handicap ,
- belemmeren ,
- mand