Translation meaning & definition of the word "habitat" into Dutch language

noun

1. The type of environment in which an organism or group normally lives or occurs

• "A marine habitat"

• "He felt safe on his home grounds"

synonym:
• habitat
,
• home ground

1. Het type omgeving waarin een organisme of groep normaal leeft of voorkomt

• "Een mariene habitat"

• "Hij voelde zich veilig op zijn eigen terrein"

synoniem:
• leefgebied
,
• thuis grond