Translation meaning & definition of the word "habit" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "gewoonte" in de Nederlandse taal
Habit
[Gewoonte]noun
1. An established custom
- "It was their habit to dine at 7 every evening"
- synonym:
- habit ,
- wont
1. Een gevestigde gewoonte
- "Het was hun gewoonte om elke avond om zeven uur te dineren"
- synoniem:
- gewoonte ,
- niet
2. (psychology) an automatic pattern of behavior in reaction to a specific situation
- May be inherited or acquired through frequent repetition
- "Owls have nocturnal habits"
- "She had a habit twirling the ends of her hair"
- "Long use had hardened him to it"
- synonym:
- habit ,
- use
2. ( psychologie ) een automatisch gedragspatroon als reactie op een specifieke situatie
- Kan worden geërfd of verkregen door frequente herhaling
- "Uilen hebben nachtelijke gewoonten"
- "Ze had de gewoonte om de uiteinden van haar haar te draaien"
- "Lang gebruik had hem eraan verhard"
- synoniem:
- gewoonte ,
- gebruik
3. A distinctive attire worn by a member of a religious order
- synonym:
- habit
3. Een kenmerkende kleding gedragen door een lid van een religieuze orde
- synoniem:
- gewoonte
4. The general form or mode of growth (especially of a plant or crystal)
- "A shrub of spreading habit"
- synonym:
- habit
4. De algemene vorm of groeimodus ( speciaal van een plant of kristal )
- "Een struik van verspreidende gewoonte"
- synoniem:
- gewoonte
5. Attire that is typically worn by a horseback rider (especially a woman's attire)
- synonym:
- habit ,
- riding habit
5. Kleding die typisch wordt gedragen door een ruiter ( vooral een dameskleding )
- synoniem:
- gewoonte ,
- rijgewoonte
6. Excessive use of drugs
- synonym:
- substance abuse ,
- drug abuse ,
- habit
6. Overmatig gebruik van drugs
- synoniem:
- middelenmisbruik ,
- drugsmisbruik ,
- gewoonte
verb
1. Put a habit on
- synonym:
- habit
1. Maak er een gewoonte van
- synoniem:
- gewoonte