Examples of using
Tom and Mary have three grown children and two grandchildren.
Tom en Mary hebben drie volwassen kinderen en twee kleinkinderen.
My sons have grown up.
Mijn zonen zijn opgegroeid.
She loves me; she has grown unused to her former state of life.
Ze houdt van mij; ze is ongebruikt gebleven van haar vroegere levensstaat.
Tom is a grown man now.
Tom is nu een volwassen man.
Your son is quite grown up now.
Je zoon is nu behoorlijk volwassen.
Tom's practice has grown rapidly.
Tom's praktijk is snel gegroeid.
Tom has grown wheat for many years.
Tom verbouwt al jaren tarwe.
Tom has grown up and can stand on his own feet now.
Tom is opgegroeid en kan nu op eigen benen staan.
Tom has a grown daughter.
Tom heeft een volwassen dochter.
I have three grown sons.
Ik heb drie volwassen zonen.
He's a grown man.
Hij is een volwassen man.
Because thou sayest — I am rich, and have grown rich, and have need of nothing, and hast not known that thou art the wretched, and miserable, and poor, and blind, and naked.
Omdat u zegt — Ik ben rijk en ben rijk geworden en heb niets nodig, en heb niet geweten dat u de ellendige, en ellendige, en arme en blinde bent, en naakt.
My father's hair has grown white.
Het haar van mijn vader is wit geworden.
How you've grown!
Hoe je bent gegroeid!
My daughter has grown out of this suit.
Mijn dochter is uit dit pak gegroeid.
My daughter has grown out of all her old clothes.
Mijn dochter is gegroeid uit al haar oude kleren.
Sandra has grown up to be a beautiful woman.
Sandra is opgegroeid tot een mooie vrouw.
Now that you are grown up, you must not behave like a child.
Nu je volwassen bent, moet je je niet als een kind gedragen.
Tom has a grown daughter.
Tom heeft een volwassen dochter.