Translation meaning & definition of the word "growing" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "groeien" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Growing
[Groeien]/groʊɪŋ/
noun
1. (biology) the process of an individual organism growing organically
- A purely biological unfolding of events involved in an organism changing gradually from a simple to a more complex level
- "He proposed an indicator of osseous development in children"
- synonym:
- growth ,
- growing ,
- maturation ,
- development ,
- ontogeny ,
- ontogenesis
1. ( biologie ) het proces van een individueel organisme dat organisch groeit
- Een puur biologische ontwikkeling van gebeurtenissen die betrokken zijn bij een organisme dat geleidelijk verandert van een eenvoudig naar een complexer niveau
- "Hij stelde een indicator voor van de ontwikkeling van osseous bij kinderen"
- synoniem:
- groei ,
- groeien ,
- rijping ,
- ontwikkeling ,
- ontogenie ,
- ontogenese
2. (electronics) the production of (semiconductor) crystals by slow crystallization from the molten state
- synonym:
- growing
2. ( elektronica ) de productie van ( halfgeleider ) kristallen door langzame kristallisatie uit de gesmolten toestand
- synoniem:
- groeien
adjective
1. Relating to or suitable for growth
- "The growing season for corn"
- "Good growing weather"
- synonym:
- growing
1. Gerelateerd aan of geschikt voor groei
- "Het groeiseizoen voor maïs"
- "Goed groeiend weer"
- synoniem:
- groeien
Examples of using
My love for irony is growing by the minute.
Mijn liefde voor ironie groeit met de minuut.
He can hear the grass growing.
Hij kan het gras horen groeien.
Tom's daughter is growing up rapidly.
Tom's dochter groeit snel op.