Translation meaning & definition of the word "groom" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "bruidegom" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Groom
[Bruidegom]/grum/
noun
1. A man participant in his own marriage ceremony
- synonym:
- groom ,
- bridegroom
1. Een man die deelneemt aan zijn eigen huwelijksceremonie
- synoniem:
- bruidegom
2. Someone employed in a stable to take care of the horses
- synonym:
- stableman ,
- stableboy ,
- groom ,
- hostler ,
- ostler
2. Iemand werkzaam in een stal om voor de paarden te zorgen
- synoniem:
- stalman ,
- staljongen ,
- bruidegom ,
- hostler ,
- ostler
3. A man who has recently been married
- synonym:
- groom ,
- bridegroom
3. Een man die onlangs getrouwd is
- synoniem:
- bruidegom
verb
1. Educate for a future role or function
- "He is grooming his son to become his successor"
- "The prince was prepared to become king one day"
- "They trained him to be a warrior"
- synonym:
- prepare ,
- groom ,
- train
1. Opleiden voor een toekomstige rol of functie
- "Hij verzorgt zijn zoon om zijn opvolger te worden"
- "De prins was bereid ooit koning te worden"
- "Ze hebben hem getraind om een krijger te zijn"
- synoniem:
- voorbereiden ,
- bruidegom ,
- trein
2. Give a neat appearance to
- "Groom the dogs"
- "Dress the horses"
- synonym:
- dress ,
- groom ,
- curry
2. Geef een nette uitstraling
- "Verzorg de honden"
- "Kleed de paarden aan"
- synoniem:
- jurk ,
- bruidegom ,
- curry
3. Care for one's external appearance
- "He is always well-groomed"
- synonym:
- groom ,
- neaten
3. Zorg voor het uiterlijk
- "Hij is altijd goed verzorgd"
- synoniem:
- bruidegom ,
- netjes
Examples of using
The apes groom each other.
De apen verzorgen elkaar.