Translation meaning & definition of the word "grazing" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "begrazing" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Grazing
[Grazen]/grezɪŋ/
noun
1. The act of grazing
- synonym:
- graze ,
- grazing
1. Het grazen
- synoniem:
- grazen ,
- begrazing
2. The act of brushing against while passing
- synonym:
- grazing ,
- shaving ,
- skimming
2. Het tegenpoetsen terwijl je voorbijgaat
- synoniem:
- begrazing ,
- scheren ,
- skimming
Examples of using
A flock of sheep was grazing in the fields.
In de velden graasde een kudde schapen.