Translation meaning & definition of the word "grandma" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "oma" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Grandma
[Oma]/grændmɑ/
noun
1. The mother of your father or mother
- synonym:
- grandma ,
- grandmother ,
- granny ,
- grannie ,
- gran ,
- nan ,
- nanna
1. De moeder van je vader of moeder
- synoniem:
- oma ,
- grootmoeder ,
- gran ,
- nan ,
- nanna
Examples of using
I'll give grandma a shirt for Christmas.
Ik geef oma een overhemd voor Kerstmis.
My grandma has gotten very old.
Mijn oma is erg oud geworden.
The red umbrella reminded her of her grandma.
De rode paraplu deed haar denken aan haar oma.