Translation meaning & definition of the word "gospel" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "evangelie" in de Nederlandse taal
Gospel
[Gospel]noun
1. The four books in the new testament (matthew, mark, luke, and john) that tell the story of christ's life and teachings
- synonym:
- Gospel ,
- Gospels ,
- evangel
1. De vier boeken in het nieuwe testament (matteüs, marcus, lucas en johannes) die het verhaal vertellen van het leven en de leringen van christus
- synoniem:
- Gospel ,
- Evangeliën ,
- evangel
2. An unquestionable truth
- "His word was gospel"
- synonym:
- gospel ,
- gospel truth
2. Een onbetwistbare waarheid
- "Zijn woord was evangelie"
- synoniem:
- gospel ,
- gospel truth
3. Folk music consisting of a genre of a cappella music originating with black slaves in the united states and featuring call and response
- Influential on the development of other genres of popular music (especially soul)
- synonym:
- gospel ,
- gospel singing
3. Volksmuziek bestaande uit een genre van a capella-muziek afkomstig van zwarte slaven in de verenigde staten en met call and response
- Invloedrijk op de ontwikkeling van andere genres van populaire muziek (vooral soul)
- synoniem:
- gospel ,
- gospelzang
4. The written body of teachings of a religious group that are generally accepted by that group
- synonym:
- religious doctrine ,
- church doctrine ,
- gospel ,
- creed
4. Het geschreven geheel van leringen van een religieuze groep die algemeen door die groep worden aanvaard
- synoniem:
- religieuze doctrine ,
- kerkleer ,
- gospel ,
- creed
5. A doctrine that is believed to be of great importance
- "Newton's writings were gospel for those who followed"
- synonym:
- gospel
5. Een doctrine die van groot belang wordt geacht
- "Newtons geschriften waren evangelie voor degenen die volgden"
- synoniem:
- gospel