Translation meaning & definition of the word "golf" into Dutch language

noun

1. A game played on a large open course with 9 or 18 holes

• The object is use as few strokes as possible in playing all the holes

synonym:
• golf
,
• golf game

1. Een spel gespeeld op een grote open baan met 9 of 18 holes

• Het object gebruikt zo min mogelijk slagen bij het afspelen van alle gaten

synoniem:
• golf
,
• golfspel

verb

1. Play golf

synonym:
• golf

1. Speel golf

synoniem:
• golf

Examples of using

They say golf is like life, but don't believe them. Golf is more complicated than that.

Ze zeggen dat golf als leven is, maar geloof ze niet. Golf is ingewikkelder dan dat.

I hate golf.

Ik haat golf.

They say that golf is very popular in Japan.

Ze zeggen dat golf erg populair is in Japan.

I don't know how to play golf at all.

Ik weet helemaal niet hoe ik moet golfen.

Are you still playing golf?

Speel je nog steeds golf?

She wants to play golf with him.

Ze wil met hem golfen.

The golf ball almost went in the hole.

De golfbal ging bijna in het gat.

I would like to play golf.

Ik wil golfen.

My father plays golf every Sunday.

Mijn vader speelt elke zondag golf.

My father played golf on the Sunday morning.

Mijn vader speelde op zondagochtend golf.

She plays golf every weekend.

Ze speelt elk weekend golf.

My son wants to become a professional golf player.

Mijn zoon wil een professionele golfspeler worden.

Do you like golf?

Hou je van golf?

His father doesn't play golf.

Zijn vader speelt geen golf.

I'd like to make a reservation to play golf tomorrow.

Ik wil een reservering maken om morgen golf te spelen.

I play golf every so often.

Ik speel af en toe golf.

He plays golf every Sunday.

Hij speelt elke zondag golf.

He plays golf on weekends.

In het weekend speelt hij golf.