Translation meaning & definition of the word "gash" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "gash" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Gash
[Gash]/gæʃ/
noun
1. A wound made by cutting
- "He put a bandage over the cut"
- synonym:
- cut ,
- gash ,
- slash ,
- slice
1. Een wond gemaakt door te snijden
- "Hij legde een verband over de snede"
- synoniem:
- gesneden ,
- snee ,
- slash ,
- plak
2. A trench resembling a furrow that was made by erosion or excavation
- synonym:
- cut ,
- gash
2. Een greppel die lijkt op een groef die is gemaakt door erosie of opgraving
- synoniem:
- gesneden ,
- snee
3. A strong sweeping cut made with a sharp instrument
- synonym:
- slash ,
- gash
3. Een sterke vegende snede gemaakt met een scherp instrument
- synoniem:
- slash ,
- snee
verb
1. Cut open
- "She slashed her wrists"
- synonym:
- slash ,
- gash
1. Opengesneden
- "Ze sneed haar polsen"
- synoniem:
- slash ,
- snee