Translation meaning & definition of the word "frail" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "frail" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Frail
[Frail]/frel/
noun
1. The weight of a frail (basket) full of raisins or figs
- Between 50 and 75 pounds
- synonym:
- frail
1. Het gewicht van een zwakke ( mand ) vol rozijnen of vijgen
- Tussen de 50 en 75 pond
- synoniem:
- bros
2. A basket for holding dried fruit (especially raisins or figs)
- synonym:
- frail
2. Een mand voor het bewaren van gedroogd fruit (, vooral rozijnen of vijgen )
- synoniem:
- bros
adjective
1. Physically weak
- "An invalid's frail body"
- synonym:
- frail
1. Fysiek zwak
- "Het zwakke lichaam van een invalide"
- synoniem:
- bros
2. Wanting in moral strength, courage, or will
- Having the attributes of man as opposed to e.g. divine beings
- "I'm only a fallible human"
- "Frail humanity"
- synonym:
- fallible ,
- frail ,
- imperfect ,
- weak
2. Willen in morele kracht, moed of wil
- De eigenschappen van de mens hebben in plaats van b.v. goddelijke wezens
- "Ik ben maar een feilbaar mens"
- "Frail mensheid"
- synoniem:
- feilbaar ,
- bros ,
- onvolmaakt ,
- zwak
3. Easily broken or damaged or destroyed
- "A kite too delicate to fly safely"
- "Fragile porcelain plates"
- "Fragile old bones"
- "A frail craft"
- synonym:
- delicate ,
- fragile ,
- frail
3. Gemakkelijk te breken of te beschadigen of te vernietigen
- "Een vlieger te delicaat om veilig te vliegen"
- "Fragiele porseleinen borden"
- "Fragiele oude botten"
- "Een zwak vaartuig"
- synoniem:
- delicaat ,
- kwetsbaar ,
- bros