Translation meaning & definition of the word "forced" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "gedwongen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Forced
[Gedwongen]/fɔrst/
adjective
1. Produced by or subjected to forcing
- "Forced-air heating"
- "Furnaces of the forced-convection type"
- "Forced convection in plasma generators"
- synonym:
- forced
1. Geproduceerd door of onderworpen aan dwang
- "Verwarming met geforceerde lucht"
- "Ovens van het type gedwongen convectie"
- "Gedwongen convectie in plasma-generatoren"
- synoniem:
- gedwongen
2. Forced or compelled
- "Promised to abolish forced labor"
- synonym:
- forced
2. Gedwongen of gedwongen
- "Beloofde gedwongen arbeid af te schaffen"
- synoniem:
- gedwongen
3. Made necessary by an unexpected situation or emergency
- "A forced landing"
- synonym:
- forced
3. Noodzakelijk gemaakt door een onverwachte situatie of noodsituatie
- "Een gedwongen landing"
- synoniem:
- gedwongen
4. Lacking spontaneity
- Not natural
- "A constrained smile"
- "Forced heartiness"
- "A strained smile"
- synonym:
- constrained ,
- forced ,
- strained
4. Gebrek aan spontaniteit
- Niet natuurlijk
- "Een beperkte glimlach"
- "Gedwongen hart"
- "Een gespannen glimlach"
- synoniem:
- beperkt ,
- gedwongen ,
- gespannen
Examples of using
The poor father forced himself to ask the sexton whether she had been to mass.
De arme vader dwong zichzelf de sexton te vragen of ze naar de mis was geweest.
The plane made a forced landing.
Het vliegtuig maakte een noodlanding.
We finally forced Tom to admit it.
We hebben Tom eindelijk gedwongen het toe te geven.