Translation meaning & definition of the word "familial" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "familiaal" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Familial
[Familial]/fəmɪljəl/
adjective
1. Relating to or having the characteristics of a family
- "Children of the same familial background"
- "Familial aggregation"
- synonym:
- familial
1. Met betrekking tot of met de kenmerken van een gezin
- "Kinderen met dezelfde familiale achtergrond"
- "Familiale aggregatie"
- synoniem:
- familiaal
2. Occurring among members of a family usually by heredity
- "An inherited disease"
- "Familial traits"
- "Genetically transmitted features"
- synonym:
- familial ,
- genetic ,
- hereditary ,
- inherited ,
- transmitted ,
- transmissible
2. Optreden onder leden van een gezin, meestal door erfelijkheid
- "Een erfelijke ziekte"
- "Familiale eigenschappen"
- "Genetisch verzonden functies"
- synoniem:
- familiaal ,
- genetisch ,
- erfelijk ,
- geërfd ,
- verzonden ,
- overdraagbaar