Translation meaning & definition of the word "evict" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "uitzetten" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Evict
[Verdrijven]/ɪvɪkt/
verb
1. Expel or eject without recourse to legal process
- "The landlord wanted to evict the tenants so he banged on the pipes every morning at 3 a.m."
- synonym:
- evict
1. Uitzetten of uitwerpen zonder een beroep te doen op een juridische procedure
- "De huisbaas wilde de huurders uitzetten, dus sloeg hij elke ochtend om drie uur' s nachts op de pijpen."
- synoniem:
- uitzetten
2. Expel from one's property or force to move out by a legal process
- "The landlord evicted the tenants after they had not paid the rent for four months"
- synonym:
- evict ,
- force out
2. Uit zijn eigendom of geweld verwijderen om door een juridisch proces te verhuizen
- "De verhuurder heeft de huurders uitgezet nadat ze de huur voor vier maanden niet hadden betaald"
- synoniem:
- uitzetten ,
- dwingen