Translation meaning & definition of the word "equipment" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "apparatuur" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Equipment
[Apparatuur]/ɪkwɪpmənt/
noun
1. An instrumentality needed for an undertaking or to perform a service
- synonym:
- equipment
1. Een instrumentaliteit die nodig is voor een onderneming of om een dienst uit te voeren
- synoniem:
- apparatuur
Examples of using
Is the electrical equipment grounded?
Is de elektrische apparatuur geaard?
When Rafael was studying medicine, he painfully saw how people afflicted by heart diseases died due to lack of adequate medical equipment.
Toen Rafael medicijnen studeerde, zag hij pijnlijk hoe mensen die door hartaandoeningen werden getroffen, stierven door een gebrek aan adequate medische apparatuur.
They did not have good equipment.
Ze hadden geen goede uitrusting.