Translation meaning & definition of the word "equal" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "gelijk" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Equal
[Gelijk]/ikwəl/
noun
1. A person who is of equal standing with another in a group
- synonym:
- peer ,
- equal ,
- match ,
- compeer
1. Een persoon die gelijk staat met een ander in een groep
- synoniem:
- peer ,
- gelijk ,
- wedstrijd ,
- compeer
verb
1. Be identical or equivalent to
- "One dollar equals 1,000 rubles these days!"
- synonym:
- equal ,
- be
1. Identiek of gelijkwaardig zijn aan
- "Een dollar is tegenwoordig gelijk aan 1.000 roebel!"
- synoniem:
- gelijk ,
- zijn
2. Be equal to in quality or ability
- "Nothing can rival cotton for durability"
- "Your performance doesn't even touch that of your colleagues"
- "Her persistence and ambition only matches that of her parents"
- synonym:
- equal ,
- touch ,
- rival ,
- match
2. Gelijk zijn aan in kwaliteit of bekwaamheid
- "Niets kan katoen evenaren voor duurzaamheid"
- "Je optreden raakt niet eens die van je collega's"
- "Haar volharding en ambitie komt alleen overeen met die van haar ouders"
- synoniem:
- gelijk ,
- aanraken ,
- rivaal ,
- wedstrijd
3. Make equal, uniform, corresponding, or matching
- "Let's equalize the duties among all employees in this office"
- "The company matched the discount policy of its competitors"
- synonym:
- equal ,
- match ,
- equalize ,
- equalise ,
- equate
3. Gelijk, uniform, corresponderend of matching maken
- "Laten we de taken van alle medewerkers in dit kantoor gelijk maken"
- "Het bedrijf kwam overeen met het kortingsbeleid van zijn concurrenten"
- synoniem:
- gelijk ,
- wedstrijd ,
- egaliseren ,
- gelijk maken ,
- gelijkstellen
adjective
1. Having the same quantity, value, or measure as another
- "On equal terms"
- "All men are equal before the law"
- synonym:
- equal
1. Met dezelfde hoeveelheid, waarde of maat als een andere
- "Op gelijke voorwaarden"
- "Alle mensen zijn gelijk voor de wet"
- synoniem:
- gelijk
2. Having the requisite qualities or resources to meet a task
- "She had adequate training"
- "Her training was adequate"
- "She was adequate to the job"
- "He was equal to the task"
- synonym:
- adequate ,
- equal
2. Over de vereiste kwaliteiten of middelen beschikken om een taak te vervullen
- "Ze had voldoende training"
- "Haar training was voldoende"
- "Ze was geschikt voor de baan"
- "Hij was gelijk aan de taak"
- synoniem:
- voldoende ,
- gelijk
Examples of using
There's a balance between touting the equal merit of everything and being closed-mindedly opinionated, that I'm still trying to find.
Er is een balans tussen het aanprijzen van de gelijke verdienste van alles en gesloten zijn, eigenwijs, dat ik nog steeds probeer te vinden.
We are all equal.
We zijn allemaal gelijk.
All animals are equal.
Alle dieren zijn gelijk.