Translation meaning & definition of the word "episode" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "aflevering" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Episode
[Aflevering]/ɛpəsoʊd/
noun
1. A happening that is distinctive in a series of related events
- synonym:
- episode
1. Een happening die onderscheidend is in een reeks gerelateerde evenementen
- synoniem:
- aflevering
2. A brief section of a literary or dramatic work that forms part of a connected series
- synonym:
- episode
2. Een korte sectie van een literair of dramatisch werk dat deel uitmaakt van een verbonden serie
- synoniem:
- aflevering
3. A part of a broadcast serial
- synonym:
- episode ,
- installment ,
- instalment
3. Een deel van een uitzendserie
- synoniem:
- aflevering ,
- afbetaling ,
- termijn
4. Film consisting of a succession of related shots that develop a given subject in a movie
- synonym:
- sequence ,
- episode
4. Film bestaande uit een opeenvolging van gerelateerde shots die een bepaald onderwerp in een film ontwikkelen
- synoniem:
- volgorde ,
- aflevering
Examples of using
Are you going to record today's episode?
Ga je de aflevering van vandaag opnemen?
Did you see yesterday's episode?
Heb je de aflevering van gisteren gezien?
Seriously though, episode 100 made me almost cry while laughing.
Maar serieus, aflevering 100 maakte me bijna aan het huilen terwijl ik lachte.