Translation meaning & definition of the word "enough" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "genoeg" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Enough
[Genoeg]/ɪnəf/
noun
1. An adequate quantity
- A quantity that is large enough to achieve a purpose
- "Enough is as good as a feast"
- "There is more than a sufficiency of lawyers in this country"
- synonym:
- enough ,
- sufficiency
1. Een voldoende hoeveelheid
- Een hoeveelheid die groot genoeg is om een doel te bereiken
- "Genoeg is zo goed als een feest"
- "Er zijn meer dan voldoende advocaten in dit land"
- synoniem:
- genoeg ,
- voldoende
adjective
1. Sufficient for the purpose
- "An adequate income"
- "The food was adequate"
- "A decent wage"
- "Enough food"
- "Food enough"
- synonym:
- adequate ,
- decent ,
- enough
1. Voldoende voor het doel
- "Een toereikend inkomen"
- "Het eten was voldoende"
- "Een fatsoenlijk loon"
- "Genoeg eten"
- "Voedsel genoeg"
- synoniem:
- voldoende ,
- fatsoenlijk ,
- genoeg
adverb
1. As much as necessary
- "Have i eaten enough?"
- (`plenty' is nonstandard) "i've had plenty, thanks"
- synonym:
- enough ,
- plenty
1. Zoveel als nodig is
- "Heb ik genoeg gegeten?"
- ( `genoeg 'is niet standaard ) "ik heb er genoeg van, bedankt"
- synoniem:
- genoeg
Examples of using
Is the top rung strong enough?
Is de toplaag sterk genoeg?
They earn enough money in one week to buy a house.
Ze verdienen binnen een week genoeg geld om een huis te kopen.
Just being in Tom's company is enough to ruin Mary's reputation.
Alleen in het gezelschap van Tom zijn is genoeg om Mary's reputatie te verpesten.