Translation meaning & definition of the word "earn" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "verdienen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Earn
[Verdienen]/ərn/
verb
1. Earn on some commercial or business transaction
- Earn as salary or wages
- "How much do you make a month in your new job?"
- "She earns a lot in her new job"
- "This merger brought in lots of money"
- "He clears $5,000 each month"
- synonym:
- gain ,
- take in ,
- clear ,
- make ,
- earn ,
- realize ,
- realise ,
- pull in ,
- bring in
1. Verdienen met een commerciële of zakelijke transactie
- Verdien als salaris of loon
- "Hoeveel verdien je een maand aan je nieuwe baan?"
- "Ze verdient veel in haar nieuwe baan"
- "Deze fusie leverde veel geld op"
- "Hij wist elke maand $ 5.000"
- synoniem:
- winst ,
- opnemen ,
- duidelijk ,
- maken ,
- verdienen ,
- realiseren ,
- trekken ,
- binnenbrengen
2. Acquire or deserve by one's efforts or actions
- synonym:
- earn ,
- garner
2. Verwerven of verdienen door iemands inspanningen of acties
- synoniem:
- verdienen ,
- garner
Examples of using
They earn enough money in one week to buy a house.
Ze verdienen binnen een week genoeg geld om een huis te kopen.
I have to earn some money so that I can afford a computer.
Ik moet wat geld verdienen zodat ik een computer kan betalen.
His goal is to not earn money.
Zijn doel is om geen geld te verdienen.