Translation meaning & definition of the word "drowsy" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "dwaas" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Drowsy
[Slaperig]/draʊzi/
adjective
1. Half asleep
- "Made drowsy by the long ride"
- "It seemed a pity to disturb the drowsing (or dozing) professor"
- "A tired dozy child"
- "The nodding (or napping) grandmother in her rocking chair"
- synonym:
- drowsy ,
- drowsing(a) ,
- dozy
1. Half slapend
- "Waanzinnig gemaakt door de lange rit"
- "Het leek jammer om de slapende ( of dozing ) professor te verstoren"
- "Een moe doozy kind"
- "Het knikken ( of dutten ) grootmoeder in haar schommelstoel"
- synoniem:
- slaperig ,
- slaperig ( a ) ,
- dooly
2. Showing lack of attention or boredom
- "The yawning congregation"
- synonym:
- drowsy ,
- oscitant ,
- yawning(a)
2. Gebrek aan aandacht of verveling
- "De gapende gemeente"
- synoniem:
- slaperig ,
- oscitant ,
- geeuwen ( a )