Translation meaning & definition of the word "dialect" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "dialect" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Dialect
[Dialect]/daɪəlɛkt/
noun
1. The usage or vocabulary that is characteristic of a specific group of people
- "The immigrants spoke an odd dialect of english"
- "He has a strong german accent"
- "It has been said that a language is a dialect with an army and navy"
- synonym:
- dialect ,
- idiom ,
- accent
1. Het gebruik of de woordenschat die kenmerkend is voor een specifieke groep mensen
- "De immigranten spraken een vreemd dialect van het engels"
- "Hij heeft een sterk duits accent"
- "Er wordt gezegd dat een taal een dialect is met een leger en marine"
- synoniem:
- dialect ,
- idioom ,
- accent
Examples of using
A language is a dialect with an army and a navy.
Een taal is een dialect met een leger en een marine.
A language is a dialect with an army and navy.
Een taal is een dialect met een leger en marine.