Translation meaning & definition of the word "count" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "count" in de Nederlandse taal
Count
[Tel]noun
1. The total number counted
- "A blood count"
- synonym:
- count
1. Het totale aantal geteld
- "Een bloedbeeld"
- synoniem:
- tellen
2. The act of counting
- Reciting numbers in ascending order
- "The counting continued for several hours"
- synonym:
- count ,
- counting ,
- numeration ,
- enumeration ,
- reckoning ,
- tally
2. De handeling van tellen
- Het reciteren van nummers in oplopende volgorde
- "Het tellen duurde enkele uren"
- synoniem:
- tellen ,
- nummering ,
- opsomming ,
- afrekening ,
- tally
3. A nobleman (in various countries) having rank equal to a british earl
- synonym:
- count
3. Een edelman ( in verschillende landen ) met een rang gelijk aan een britse graaf
- synoniem:
- tellen
verb
1. Determine the number or amount of
- "Can you count the books on your shelf?"
- "Count your change"
- synonym:
- count ,
- number ,
- enumerate ,
- numerate
1. Bepaal het aantal of het bedrag van
- "Kun je de boeken op je plank tellen?"
- "Tel je wijziging"
- synoniem:
- tellen ,
- nummer ,
- opsommen
2. Have weight
- Have import, carry weight
- "It does not matter much"
- synonym:
- count ,
- matter ,
- weigh
2. Gewicht hebben
- Import hebben, gewicht dragen
- "Het maakt niet veel uit"
- synoniem:
- tellen ,
- materie ,
- wegen
3. Show consideration for
- Take into account
- "You must consider her age"
- "The judge considered the offender's youth and was lenient"
- synonym:
- consider ,
- count ,
- weigh
3. Aandacht voor
- Rekening mee houden
- "Je moet haar leeftijd overwegen"
- "De rechter beschouwde de jeugd van de dader en was mild"
- synoniem:
- overwegen ,
- tellen ,
- wegen
4. Name or recite the numbers in ascending order
- "The toddler could count to 100"
- synonym:
- count
4. Naam of reciteer de cijfers in oplopende volgorde
- "De peuter kan tot 100 tellen"
- synoniem:
- tellen
5. Put into a group
- "The academy counts several nobel prize winners among its members"
- synonym:
- count ,
- number
5. In een groep gestopt
- "De academie telt verschillende nobelprijswinnaars onder haar leden"
- synoniem:
- tellen ,
- nummer
6. Include as if by counting
- "I can count my colleagues in the opposition"
- synonym:
- count
6. Opnemen als door te tellen
- "Ik kan mijn collega's in de oppositie tellen"
- synoniem:
- tellen
7. Have a certain value or carry a certain weight
- "Each answer counts as three points"
- synonym:
- count
7. Een bepaalde waarde hebben of een bepaald gewicht dragen
- "Elk antwoord telt als drie punten"
- synoniem:
- tellen
8. Have faith or confidence in
- "You can count on me to help you any time"
- "Look to your friends for support"
- "You can bet on that!"
- "Depend on your family in times of crisis"
- synonym:
- count ,
- bet ,
- depend ,
- look ,
- calculate ,
- reckon
8. Geloof of vertrouwen hebben
- "Je kunt op mij rekenen om je te helpen"
- "Kijk naar je vrienden voor ondersteuning"
- "Daar kun je op wedden!"
- "Afhangen van je familie in tijden van crisis"
- synoniem:
- tellen ,
- wedden ,
- afhankelijk ,
- kijken ,
- berekenen ,
- denk
9. Take account of
- "You have to reckon with our opponents"
- "Count on the monsoon"
- synonym:
- reckon ,
- count
9. Rekening mee houden
- "Je moet rekening houden met onze tegenstanders"
- "Land op de moesson"
- synoniem:
- denk ,
- tellen