Translation meaning & definition of the word "conditioner" into Dutch language

noun

1. Exercise that conditions the body

• "Farm work can be a good conditioner"

synonym:
• conditioner

1. Oefen die omstandigheden het lichaam

• "Boerderijwerk kan een goede conditioner zijn"

synoniem:
• conditioner

2. A trainer of athletes

synonym:
• conditioner

2. Een trainer van atleten

synoniem:
• conditioner

3. A substance used in washing (clothing or hair) to make things softer

synonym:
• conditioner

3. Een stof die wordt gebruikt bij het wassen van kleding of haar ( om de zaken zachter te maken

synoniem:
• conditioner

Examples of using

Turn off the air conditioner; it's cold in here.

Schakel de airconditioner uit; het is hier koud.

Turn on the air conditioner.

Schakel de airconditioning in.

Tom turned off the air conditioner.

Tom zette de airconditioning uit.

I can't do without an air conditioner in the summer.

Ik kan in de zomer niet zonder airconditioning.

The air conditioner is out of order.

De airconditioner is defect.

Without an air conditioner, people nowadays cannot live.

Zonder airconditioning kunnen mensen tegenwoordig niet meer leven.

The air conditioner doesn't work.

De airconditioner werkt niet.

I want a compact car with an air conditioner.

Ik wil een compacte auto met airconditioning.

The air conditioner doesn't seem to work.

De airconditioner lijkt niet te werken.

This air conditioner consumes a lot of electricity.

Deze airconditioner verbruikt veel elektriciteit.

This car comes with an air conditioner.

Deze auto wordt geleverd met een airconditioning.

It's very warm. Shall I turn on the air conditioner?

Het is erg warm. Zal ik de airconditioning aanzetten?

The air conditioner makes too much noise.

De airconditioner maakt te veel lawaai.

The air conditioner makes too much noise.

De airconditioner maakt te veel lawaai.