Translation meaning & definition of the word "complacent" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "complacent" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Complacent
[Zelfgenoegzaam]/kəmplesənt/
adjective
1. Contented to a fault with oneself or one's actions
- "He had become complacent after years of success"
- "His self-satisfied dignity"
- synonym:
- complacent ,
- self-satisfied ,
- self-complacent
1. Tevreden met een fout met zichzelf of iemands acties
- "Hij was zelfgenoegzaam geworden na jaren van succes"
- "Zijn zelfgenoegzame waardigheid"
- synoniem:
- zelfgenoegzaam ,
- zelfvoldaan
Examples of using
The coach urged his team not to be complacent following their four consecutive wins.
De coach drong er bij zijn team op aan niet zelfgenoegzaam te zijn na hun vier opeenvolgende overwinningen.