Translation meaning & definition of the word "commencement" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "aanvang" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Commencement
[Aanvang]/kəmɛnsmənt/
noun
1. The time at which something is supposed to begin
- "They got an early start"
- "She knew from the get-go that he was the man for her"
- synonym:
- beginning ,
- commencement ,
- first ,
- outset ,
- get-go ,
- start ,
- kickoff ,
- starting time ,
- showtime ,
- offset
1. Het moment waarop iets zou moeten beginnen
- "Ze zijn vroeg begonnen"
- "Ze wist vanaf het begin dat hij de man voor haar was"
- synoniem:
- begin ,
- aanvang ,
- eerste ,
- ga aan de slag ,
- beginnen ,
- aftrap ,
- starttijd ,
- showtime ,
- offset
2. An academic exercise in which diplomas are conferred
- synonym:
- commencement ,
- commencement exercise ,
- commencement ceremony ,
- graduation ,
- graduation exercise
2. Een academische oefening waarbij diploma's worden uitgereikt
- synoniem:
- aanvang ,
- beginceremonie ,
- afstuderen ,
- afstudeeroefening
3. The act of starting something
- "He was responsible for the beginning of negotiations"
- synonym:
- beginning ,
- start ,
- commencement
3. De handeling om iets te beginnen
- "Hij was verantwoordelijk voor het begin van de onderhandelingen"
- synoniem:
- begin ,
- beginnen ,
- aanvang