Translation meaning & definition of the word "comma" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "komma" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Comma
[Komma]/kɑmə/
noun
1. A punctuation mark (,) used to indicate the separation of elements within the grammatical structure of a sentence
- synonym:
- comma
1. Een leesteken (, ) dat wordt gebruikt om de scheiding van elementen binnen de grammaticale structuur van een zin aan te geven
- synoniem:
- komma
2. Anglewing butterfly with a comma-shaped mark on the underside of each hind wing
- synonym:
- comma ,
- comma butterfly ,
- Polygonia comma
2. Hoekvleugelvlinder met een kommavormige markering aan de onderkant van elke achtervleugel
- synoniem:
- komma ,
- komma vlinder ,
- Polygonia komma
Examples of using
You can't replace the comma with a period in this sentence.
Je kunt de komma niet vervangen door een punt in deze zin.
The Greeks invented the comma, not for their literature but for their actors, to warn them to take a deep breath in preparation of an upcoming long phrase; thus a comma represents a pause.
De Grieken hebben de komma uitgevonden, niet voor hun literatuur maar voor hun acteurs, om hen te waarschuwen diep adem te halen ter voorbereiding van een aankomende lange zin; dus een komma vertegenwoordigt een pauze.
Tom is sad, as in German sentences he is often separated from Mary by a comma.
Tom is verdrietig, want in Duitse zinnen wordt hij vaak van Maria gescheiden door een komma.