Translation meaning & definition of the word "cause" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "oorzaak" in de Nederlandse taal
Cause
[Oorzaak]noun
1. Events that provide the generative force that is the origin of something
- "They are trying to determine the cause of the crash"
- synonym:
- cause
1. Gebeurtenissen die de generatieve kracht vormen die de oorsprong is van iets
- "Ze proberen de oorzaak van de crash vast te stellen"
- synoniem:
- oorzaak
2. A justification for something existing or happening
- "He had no cause to complain"
- "They had good reason to rejoice"
- synonym:
- cause ,
- reason ,
- grounds
2. Een rechtvaardiging voor iets dat bestaat of gebeurt
- "Hij had geen reden om te klagen"
- "Ze hadden goede redenen om zich te verheugen"
- synoniem:
- oorzaak ,
- reden ,
- gronden
3. A series of actions advancing a principle or tending toward a particular end
- "He supported populist campaigns"
- "They worked in the cause of world peace"
- "The team was ready for a drive toward the pennant"
- "The movement to end slavery"
- "Contributed to the war effort"
- synonym:
- campaign ,
- cause ,
- crusade ,
- drive ,
- movement ,
- effort
3. Een reeks acties die een principe bevorderen of neigen naar een bepaald doel
- "Hij steunde populistische campagnes"
- "Ze werkten voor de wereldvrede"
- "Het team was klaar om naar de wimpel te rijden"
- "De beweging om de slavernij te beëindigen"
- "Bijgedragen aan de oorlogsinspanning"
- synoniem:
- campagne ,
- oorzaak ,
- kruistocht ,
- rijden ,
- beweging ,
- inspanning
4. Any entity that produces an effect or is responsible for events or results
- synonym:
- causal agent ,
- cause ,
- causal agency
4. Elke entiteit die een effect produceert of verantwoordelijk is voor gebeurtenissen of resultaten
- synoniem:
- veroorzaker ,
- oorzaak ,
- causale instantie
5. A comprehensive term for any proceeding in a court of law whereby an individual seeks a legal remedy
- "The family brought suit against the landlord"
- synonym:
- lawsuit ,
- suit ,
- case ,
- cause ,
- causa
5. Een alomvattende termijn voor elke procedure bij een rechtbank waarbij een persoon een rechtsmiddel zoekt
- "De familie heeft een rechtszaak aangespannen tegen de huisbaas"
- synoniem:
- rechtszaak ,
- pak ,
- geval ,
- oorzaak ,
- causa
verb
1. Give rise to
- Cause to happen or occur, not always intentionally
- "Cause a commotion"
- "Make a stir"
- "Cause an accident"
- synonym:
- cause ,
- do ,
- make
1. Aanleiding geven tot
- Oorzaak of gevolg, niet altijd opzettelijk
- "Een commotie veroorzaken"
- "Opschudding veroorzaken"
- "Een ongeluk veroorzaken"
- synoniem:
- oorzaak ,
- doen ,
- maken
2. Cause to do
- Cause to act in a specified manner
- "The ads induced me to buy a vcr"
- "My children finally got me to buy a computer"
- "My wife made me buy a new sofa"
- synonym:
- induce ,
- stimulate ,
- cause ,
- have ,
- get ,
- make
2. Reden om te doen
- Reden om op een gespecificeerde manier te handelen
- "De advertenties brachten me ertoe een videorecorder te kopen"
- "Mijn kinderen hebben me eindelijk een computer laten kopen"
- "Mijn vrouw heeft me een nieuwe bank laten kopen"
- synoniem:
- induceren ,
- stimuleren ,
- oorzaak ,
- hebben ,
- krijgen ,
- maken