Translation meaning & definition of the word "cart" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "cart" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Cart
[Winkelwagen]/kɑrt/
noun
1. A heavy open wagon usually having two wheels and drawn by an animal
- synonym:
- cart
1. Een zware open wagen met meestal twee wielen en getrokken door een dier
- synoniem:
- winkelwagen
2. Wheeled vehicle that can be pushed by a person
- May have one or two or four wheels
- "He used a handcart to carry the rocks away"
- "Their pushcart was piled high with groceries"
- synonym:
- handcart ,
- pushcart ,
- cart ,
- go-cart
2. Wielvoertuig dat door een persoon kan worden geduwd
- Kan een of twee of vier wielen hebben
- "Hij gebruikte een handkar om de rotsen weg te dragen"
- "Hun pushcart was hoog opgestapeld met boodschappen"
- synoniem:
- handkar ,
- pushcart ,
- winkelwagen ,
- ga-cart
verb
1. Draw slowly or heavily
- "Haul stones"
- "Haul nets"
- synonym:
- haul ,
- hale ,
- cart ,
- drag
1. Trek langzaam of zwaar
- "Trekstenen"
- "Revisnetten"
- synoniem:
- slepen ,
- boerenkool ,
- winkelwagen
2. Transport something in a cart
- synonym:
- cart
2. Transporteer iets in een kar
- synoniem:
- winkelwagen
Examples of using
I need a cart with two oxen.
Ik heb een kar nodig met twee ossen.
A cart with four horses is not able to overtake the human tongue.
Een kar met vier paarden kan de menselijke tong niet inhalen.
Some say society should be corrected first, but that is to put the cart before the horse.
Sommigen zeggen dat de samenleving eerst moet worden gecorrigeerd, maar dat is om de wagen voor het paard te zetten.