Translation of "card" into Dutch

Card

IPA : /kɑrd/

synonyms:

• bill,
• placard,
• menu,
• posting,
• tease,
• notice,
• wit,
• carte,
• poster,
• wag
• board

Tom played his highest card.

Tom speelde zijn hoogste kaart.

The ATM has swallowed the credit card.

De geldautomaat heeft de creditcard ingeslikt.

The ATM swallowed the credit card.

De geldautomaat slikte de creditcard in.

My laptop has a built-in card reader.

Mijn laptop heeft een ingebouwde kaartlezer.

He paid with a credit card.

Hij betaalde met een creditcard.

Where's Tom's card?

Waar is Toms kaart?

Do you accept a credit card?

Accepteert u een creditcard?

She maxed out her credit card.

Ze heeft haar creditcard maximaal benut.

The last card is mine.

De laatste kaart is van mij.

Tom almost always uses a credit card when he goes shopping.

Tom gebruikt bijna altijd een creditcard als hij gaat winkelen.

May I use a credit card?

Mag ik een creditcard gebruiken?

I usually prefer to pay with credit card and not with cash.

Ik betaal meestal liever met creditcard en niet met contant geld.

I would like to pay with a credit card.

Ik wil graag met een creditcard betalen.

Can I use a credit card for payment?

Kan ik een creditcard gebruiken voor betaling?

I want to pay with a credit card.

Ik wil betalen met een creditcard.

He pays with a credit card.

Hij betaalt met een creditcard.

Please give me your credit card.

Geef me alsjeblieft je creditcard.

Thank you for sending me a nice card.

Bedankt dat je me een mooi kaartje hebt gestuurd.

Can I use my credit card?

Kan ik mijn creditcard gebruiken?

He sent her some flowers, along with a pretty card.

Hij stuurde haar wat bloemen, samen met een mooie kaart.