Translation meaning & definition of the word "camera" into Dutch language

noun

1. Equipment for taking photographs (usually consisting of a lightproof box with a lens at one end and light-sensitive film at the other)

synonym:
• camera
,
• photographic camera

1. Apparatuur voor het maken van foto's ( die gewoonlijk bestaat uit een lichtbestendige doos met een lens aan het ene uiteinde en een lichtgevoelige film aan het andere )

synoniem:
• camera
,
• fotografische camera

2. Television equipment consisting of a lens system that focuses an image on a photosensitive mosaic that is scanned by an electron beam

synonym:
• television camera
,
• tv camera
,
• camera

2. Televisieapparatuur bestaande uit een lenssysteem dat een beeld focust op een lichtgevoelig mozaïek dat wordt gescand door een elektronenbundel

synoniem:
• televisie camera
,
• tv camera
,
• camera

Examples of using

I can't remove the photos from the camera!

Ik kan de foto's niet van de camera verwijderen!

Don't forget to take along the camera.

Vergeet niet de camera mee te nemen.

Get the camera.

Pak de camera.

Lights, camera, action!

Lichten, camera, actie!

Will you show me how to use this camera?

Laat je me zien hoe ik deze camera moet gebruiken?

I didn't actually forget my camera. I just didn't want to take pictures.

Ik ben mijn camera niet echt vergeten. Ik wilde gewoon geen foto's maken.

Tom might have stolen Mary's camera.

Tom heeft misschien Mary's camera gestolen.

Tom bought a new camera for Mary to replace the one he had borrowed and lost.

Tom kocht een nieuwe camera voor Mary ter vervanging van de camera die hij had geleend en verloren.

Tom bought Mary a camera.

Tom kocht Mary een camera.

Tom bought Mary a nice camera.

Tom kocht Mary een mooie camera.

Tom bought a camera that was made in Japan.

Tom kocht een camera die in Japan is gemaakt.

Tom bought a camera yesterday.

Tom heeft gisteren een camera gekocht.

Tom bought a very cheap camera.

Tom kocht een erg goedkope camera.

Tom bought a very expensive camera.

Tom kocht een erg dure camera.

Tom bought them each a camera.

Tom kocht ze elk een camera.

Tom bought this camera for a reasonable price.

Tom kocht deze camera voor een redelijke prijs.

Tom bought this camera for himself, not for his wife.

Tom heeft deze camera voor zichzelf gekocht, niet voor zijn vrouw.

There's no film in this camera.

Er zit geen film in deze camera.

Please show me another camera.

Laat me alsjeblieft een andere camera zien.

I think it's time for me to buy a new camera.

Ik denk dat het tijd is om een nieuwe camera te kopen.