Translation meaning & definition of the word "burglary" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "inbraak" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Burglary
[Inbraak]/bərgləri/
noun
1. Entering a building unlawfully with intent to commit a felony or to steal valuable property
- synonym:
- burglary
1. Onrechtmatig een gebouw binnengaan met de bedoeling een misdrijf te plegen of waardevol bezit te stelen
- synoniem:
- inbraak
Examples of using
He is serving a three-year sentence for burglary.
Hij zit een gevangenisstraf van drie jaar uit wegens inbraak.
On arriving home, I discovered the burglary.
Bij thuiskomst ontdekte ik de inbraak.