Translation meaning & definition of the word "budget" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "budget" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Budget
[Begroting]/bəʤɪt/
noun
1. A sum of money allocated for a particular purpose
- "The laboratory runs on a budget of a million a year"
- synonym:
- budget
1. Een geldbedrag dat voor een bepaald doel is toegewezen
- "Het laboratorium heeft een budget van een miljoen per jaar"
- synoniem:
- budget
2. A summary of intended expenditures along with proposals for how to meet them
- "The president submitted the annual budget to congress"
- synonym:
- budget
2. Een samenvatting van de beoogde uitgaven, samen met voorstellen om hieraan te voldoen
- "De president heeft de jaarlijkse begroting aan het congres voorgelegd"
- synoniem:
- budget
verb
1. Make a budget
- synonym:
- budget
1. Maak een budget
- synoniem:
- budget
Examples of using
The budget of the film was very limited.
Het budget van de film was zeer beperkt.
Our budget is very limited.
Ons budget is zeer beperkt.
They're having problems with their budget.
Ze hebben problemen met hun budget.