Translation meaning & definition of the word "brag" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "brag" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Brag
[Brag]/bræg/
noun
1. An instance of boastful talk
- "His brag is worse than his fight"
- "Whenever he won we were exposed to his gasconade"
- synonym:
- brag ,
- bragging ,
- crow ,
- crowing ,
- vaporing ,
- line-shooting ,
- gasconade
1. Een voorbeeld van opschepperig gepraat
- "Zijn opschepperij is erger dan zijn gevecht"
- "Wanneer hij won, werden we blootgesteld aan zijn gasconade"
- synoniem:
- opscheppen ,
- kraai ,
- kraaien ,
- verdampen ,
- lijn schieten ,
- gasconade
verb
1. Show off
- synonym:
- boast ,
- tout ,
- swash ,
- shoot a line ,
- brag ,
- gas ,
- blow ,
- bluster ,
- vaunt ,
- gasconade
1. Pronken
- synoniem:
- opscheppen ,
- tout ,
- swash ,
- schiet een lijn ,
- gas ,
- blazen ,
- bluster ,
- uitstapje ,
- gasconade
adjective
1. Exceptionally good
- "A boss hand at carpentry"
- "His brag cornfield"
- synonym:
- boss ,
- brag
1. Uitzonderlijk goed
- "Een baas bij timmerwerk"
- "Zijn opscheppen maïsveld"
- synoniem:
- baas ,
- opscheppen
Examples of using
The urge to brag on his recent successes was irresistible.
De drang om op te scheppen over zijn recente successen was onweerstaanbaar.