Translation meaning & definition of the word "boon" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "boon" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Boon
[Boon]/bun/
noun
1. A desirable state
- "Enjoy the blessings of peace"
- "A spanking breeze is a boon to sailors"
- synonym:
- blessing ,
- boon
1. Een wenselijke staat
- "Geniet van de zegeningen van vrede"
- "Een pakkende bries is een zegen voor zeilers"
- synoniem:
- zegen
adjective
1. Very close and convivial
- "Boon companions"
- synonym:
- boon
1. Heel dichtbij en gezellig
- "Piepgezellen"
- synoniem:
- zegen
Examples of using
This dictionary is great boon up to us.
Dit woordenboek is geweldig voor ons.