Translation meaning & definition of the word "boomer" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "boomer" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Boomer
[Boomer]/bumər/
noun
1. A member of the baby boom generation in the 1950s
- "They expanded the schools for a generation of baby boomers"
- synonym:
- baby boomer ,
- boomer
1. Een lid van de babyboomgeneratie in de jaren vijftig
- "Ze hebben de scholen uitgebreid voor een generatie babyboomers"
- synoniem:
- baby boomer ,
- boomer