Translation meaning & definition of the word "beer" into Dutch language

noun

1. A general name for alcoholic beverages made by fermenting a cereal (or mixture of cereals) flavored with hops

synonym:
• beer

1. Een algemene naam voor alcoholische dranken gemaakt door het fermenteren van een graan ( of een mengsel van granen ) op smaak gebracht met hop

synoniem:
• bier

Examples of using

Tom's beer froze because of the cold.

Tom's bier bevroor door de kou.

A number of police officers at separate youth parties were pelted with rocks and beer bottles at the weekend.

Een aantal politieagenten van afzonderlijke jeugdfeesten werd in het weekend bekogeld met stenen en bierflesjes.

It's strange he loves room temperature beer.

Het is vreemd dat hij van bier op kamertemperatuur houdt.

I'm drinking a beer.

Ik drink een biertje.

I want to drink one more bottle of beer.

Ik wil nog een flesje bier drinken.

They drink some beer.

Ze drinken wat bier.

Water is more expensive than beer at this restaurant.

Water is in dit restaurant duurder dan bier.

There's no beer here.

Er is hier geen bier.

Tom had a beer.

Tom dronk een biertje.

Tom opened another beer.

Tom opende nog een biertje.

What I need is a beer.

Wat ik nodig heb is een biertje.

I don't drink beer anymore.

Ik drink geen bier meer.

Have a beer.

Drink een biertje.

We've run out of beer.

We hebben geen bier meer.

My parents don't want me drinking beer every night.

Mijn ouders willen niet dat ik elke avond bier drink.

Do you want some beer?

Wil je wat bier?

Do you have beer?

Heb je bier?

How many beer cans did he drink?

Hoeveel bierblikjes dronk hij?

I don't drink beer.

Ik drink geen bier.