Translation meaning & definition of the word "bathroom" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "badkamer" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Bathroom
[Badkamer]/bæθrum/
noun
1. A room (as in a residence) containing a bathtub or shower and usually a washbasin and toilet
- synonym:
- bathroom ,
- bath
1. Een kamer ( zoals in een residentie ) met een bad of douche en meestal een wastafel en toilet
- synoniem:
- badkamer ,
- bad
2. A room or building equipped with one or more toilets
- synonym:
- toilet ,
- lavatory ,
- lav ,
- can ,
- john ,
- privy ,
- bathroom
2. Een kamer of gebouw voorzien van een of meer toiletten
- synoniem:
- toilet ,
- lav ,
- kan ,
- john ,
- privaat ,
- badkamer
Examples of using
If it were so easy to take a house with you, I would at least have brought one with a kitchen and a bathroom.
Als het zo gemakkelijk was om een huis mee te nemen, had ik er in ieder geval een meegenomen met een keuken en een badkamer.
Tom is in the bathroom.
Tom is in de badkamer.
No one is in the bathroom.
Niemand is in de badkamer.