Translation meaning & definition of the word "banal" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "banaal" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Banal
[Banaal]/bənɑl/
adjective
1. Repeated too often
- Overfamiliar through overuse
- "Bromidic sermons"
- "His remarks were trite and commonplace"
- "Hackneyed phrases"
- "A stock answer"
- "Repeating threadbare jokes"
- "Parroting some timeworn axiom"
- "The trite metaphor `hard as nails'"
- synonym:
- banal ,
- commonplace ,
- hackneyed ,
- old-hat ,
- shopworn ,
- stock(a) ,
- threadbare ,
- timeworn ,
- tired ,
- trite ,
- well-worn
1. Te vaak herhaald
- Bekend door overmatig gebruik
- "Bromidische preken"
- "Zijn opmerkingen waren afgezaagd en alledaags"
- "Afgewezen zinnen"
- "Een voorraadantwoord"
- "Herhalende versleten grappen"
- "Een versleten axioma aan het naaien"
- "De afgezaagde metafoor" keihard'"
- synoniem:
- banaal ,
- gemeengoed ,
- afgezaagd ,
- oude hoed ,
- versleten ,
- voorraad ( a ) ,
- moe