Translation meaning & definition of the word "baking" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "bakken" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Baking
[Bakken]/bekɪŋ/
noun
1. Making bread or cake or pastry etc.
- synonym:
- baking
1. Brood of cake of gebak maken etc.
- synoniem:
- bakken
2. Cooking by dry heat in an oven
- synonym:
- baking
2. Koken op droge hitte in een oven
- synoniem:
- bakken
adjective
1. As hot as if in an oven
- synonym:
- baking ,
- baking hot
1. Zo heet als in een oven
- synoniem:
- bakken ,
- heet
Examples of using
My cake fell while it was baking.
Mijn cake viel tijdens het bakken.
Add salt and baking soda to the water.
Voeg zout en zuiveringszout toe aan het water.
The bread is baking in the oven.
Het brood bakt in de oven.