Translation meaning & definition of the word "bakery" into Dutch language

noun

1. A workplace where baked goods (breads and cakes and pastries) are produced or sold

synonym:
• bakery
,
• bakeshop
,
• bakehouse

1. Een werkplek waar gebakken goederen ( brood en gebak en gebak ) worden geproduceerd of verkocht

synoniem:
• bakkerij
,
• bakwinkel
,
• bakhuis

Examples of using

According to your story, Tom left this bakery around 100 o'clock.

Volgens jouw verhaal verliet Tom deze bakkerij rond 100 uur.

Our people don't take a taxi to the bakery.

Onze mensen nemen geen taxi naar de bakkerij.

The bakery is located next to the butcher shop.

De bakkerij bevindt zich naast de slagerij.

Where's the bakery?

Waar is de bakkerij?

Where is a bakery?

Waar is een bakkerij?

The girl who works at the bakery is cute.

Het meisje dat bij de bakker werkt, is schattig.

The bakery is around the corner.

De bakkerij staat om de hoek.

According to your story, Tom left this bakery around 7 o'clock.

Volgens jouw verhaal verliet Tom deze bakkerij rond 7 uur.

The bakery is around the corner.

De bakkerij staat om de hoek.