Translation meaning & definition of the word "bachelor" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "bachelor" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Bachelor
[Bachelor]/bæʧələr/
noun
1. A man who has never been married
- synonym:
- bachelor ,
- unmarried man
1. Een man die nooit getrouwd is geweest
- synoniem:
- vrijgezel ,
- ongehuwde man
2. A knight of the lowest order
- Could display only a pennon
- synonym:
- knight bachelor ,
- bachelor-at-arms ,
- bachelor
2. Een ridder van de laagste orde
- Kon alleen een pennon vertonen
- synoniem:
- ridder vrijgezel ,
- vrijgezel
verb
1. Lead a bachelor's existence
- synonym:
- bachelor ,
- bach
1. Leid een bachelorbestaan
- synoniem:
- vrijgezel ,
- bach
Examples of using
I'm not a bachelor anymore.
Ik ben geen vrijgezel meer.