Translation meaning & definition of the word "assemblage" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "assemblage" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Assemblage
[Assemblage]/əsɛmbləʤ/
noun
1. A group of persons together in one place
- synonym:
- gathering ,
- assemblage
1. Een groep personen samen op één plek
- synoniem:
- verzamelen ,
- assemblage
2. A system of components assembled together for a particular purpose
- synonym:
- hookup ,
- assemblage
2. Een systeem van componenten die voor een bepaald doel zijn samengevoegd
- synoniem:
- aansluiting ,
- assemblage
3. The social act of assembling
- "They demanded the right of assembly"
- synonym:
- assembly ,
- assemblage ,
- gathering
3. De sociale handeling van assembleren
- "Ze eisten het recht van montage"
- synoniem:
- montage ,
- assemblage ,
- verzamelen
4. Several things grouped together or considered as a whole
- synonym:
- collection ,
- aggregation ,
- accumulation ,
- assemblage
4. Verschillende dingen gegroepeerd of als geheel beschouwd
- synoniem:
- collectie ,
- aggregatie ,
- accumulatie ,
- assemblage