Translation meaning & definition of the word "apart" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "apart" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Apart
[Apart]/əpɑrt/
adjective
1. Remote and separate physically or socially
- "Existed over the centuries as a world apart"
- "Preserved because they inhabited a place apart"- w.h.hudson
- "Tiny isolated villages remote from centers of civilization"
- "An obscure village"
- synonym:
- apart(p) ,
- isolated ,
- obscure
1. Fysiek of sociaal afgelegen en gescheiden
- "Bestaande door de eeuwen heen als een wereld apart"
- "Bewaard omdat ze een aparte plek bewoonden" - w.h. hudson
- "Kleine geïsoleerde dorpen ver van beschavingscentra"
- "Een obscuur dorp"
- synoniem:
- apart ( p ) ,
- geïsoleerd ,
- obscuur
2. Having characteristics not shared by others
- "Scientists felt they were a group apart"- vannever bush
- synonym:
- apart(p)
2. Kenmerken hebben die niet door anderen worden gedeeld
- "Wetenschappers voelden dat ze een groep apart waren" - vannever bush
- synoniem:
- apart ( p )
adverb
1. Separated or at a distance in place or position or time
- "These towns are many miles apart"
- "Stood with his legs apart"
- "Born two years apart"
- synonym:
- apart
1. Gescheiden of op afstand op plaats of positie of tijd
- "Deze steden liggen vele kilometers van elkaar verwijderd"
- "Stond met zijn benen uit elkaar"
- "Geboren twee jaar na elkaar"
- synoniem:
- apart
2. Not taken into account or excluded from consideration
- "These problems apart, the country is doing well"
- "All joking aside, i think you're crazy"
- synonym:
- apart ,
- aside
2. Niet in aanmerking genomen of uitgesloten van overweging
- "Deze problemen apart, het land doet het goed"
- "Allemaal een grapje terzijde, ik denk dat je gek bent"
- synoniem:
- apart ,
- opzij
3. Away from another or others
- "They grew apart over the years"
- "Kept apart from the group out of shyness"
- "Decided to live apart"
- synonym:
- apart
3. Weg van een ander of anderen
- "Ze groeiden door de jaren heen uit elkaar"
- "Uit verlegenheid apart gehouden van de groep"
- "Besloten apart te leven"
- synoniem:
- apart
4. Placed or kept separate and distinct as for a purpose
- "Had a feeling of being set apart"
- "Quality sets it apart"
- "A day set aside for relaxing"
- synonym:
- aside ,
- apart
4. Apart en duidelijk geplaatst of gehouden als voor een doel
- "Had het gevoel apart te worden gezet"
- "Kwaliteit onderscheidt het"
- "Een dag gereserveerd om te ontspannen"
- synoniem:
- opzij ,
- apart
5. One from the other
- "People can't tell the twins apart"
- synonym:
- apart
5. Een van de ander
- "Mensen kunnen de tweeling niet van elkaar onderscheiden"
- synoniem:
- apart
6. Into parts or pieces
- "He took his father's watch apart"
- "Split apart"
- "Torn asunder"
- synonym:
- apart ,
- asunder
6. In delen of stukken
- "Hij haalde het horloge van zijn vader uit elkaar"
- "Uit elkaar gesplitst"
- "Verscheurd uiteen"
- synoniem:
- apart ,
- uiteen
Examples of using
We can't stand apart. We ought to do something.
We kunnen niet uit elkaar staan. We zouden iets moeten doen.
The house stands apart from the others.
Het huis staat los van de anderen.
Take it apart if necessary.
Haal het indien nodig uit elkaar.