Translation meaning & definition of the word "agent" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "agent" in de Nederlandse taal
Agent
[Agent]noun
1. An active and efficient cause
- Capable of producing a certain effect
- "Their research uncovered new disease agents"
- synonym:
- agent
1. Een actieve en efficiënte oorzaak
- In staat om een bepaald effect te produceren
- "Hun onderzoek bracht nieuwe ziekteverwekkers aan het licht"
- synoniem:
- agent
2. A representative who acts on behalf of other persons or organizations
- synonym:
- agent
2. Een vertegenwoordiger die optreedt namens andere personen of organisaties
- synoniem:
- agent
3. A substance that exerts some force or effect
- synonym:
- agent
3. Een stof die enige kracht of effect uitoefent
- synoniem:
- agent
4. A businessman who buys or sells for another in exchange for a commission
- synonym:
- agent ,
- factor ,
- broker
4. Een zakenman die voor een ander koopt of verkoopt in ruil voor een commissie
- synoniem:
- agent ,
- factor ,
- makelaar
5. Any agent or representative of a federal agency or bureau
- synonym:
- agent ,
- federal agent
5. Elke agent of vertegenwoordiger van een federale instantie of bureau
- synoniem:
- agent ,
- federale agent
6. The semantic role of the animate entity that instigates or causes the happening denoted by the verb in the clause
- synonym:
- agentive role ,
- agent
6. De semantische rol van de bezielde entiteit die het gebeuren veroorzaakt of veroorzaakt dat door het werkwoord in de clausule wordt aangegeven
- synoniem:
- agentieve rol ,
- agent