Translation meaning & definition of the word "afoot" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "afoot" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Afoot
[Afoot]/əfʊt/
adjective
1. Traveling by foot
- "She was afoot when i saw her this morning"
- synonym:
- afoot(p)
1. Te voet reizen
- "Ze was te voet toen ik haar vanmorgen zag"
- synoniem:
- afoot ( p )
2. Currently in progress
- "There is mischief afoot"
- "Plans are afoot"
- "Preparations for the trial are underway"
- synonym:
- afoot(p) ,
- underway
2. Momenteel bezig
- "Er is kattenkwaad aan de gang"
- "Plannen zijn aan de gang"
- "Voorbereidingen voor het proces zijn aan de gang"
- synoniem:
- afoot ( p ) ,
- onderweg
adverb
1. On foot
- Walking
- "They went to the village afoot"
- "Quail are hunted either afoot or on horseback"
- synonym:
- afoot
1. Te voet
- Lopen
- "Ze gingen te voet naar het dorp"
- "Quail wordt ofwel te voet of te paard opgejaagd"
- synoniem:
- aan de slag